Нидерландско-русский словарь
- Kaak
- Kaal
- Kaalhуofdig
- Kaap
- Kaap De Goede Hoop
- Kaapstad
- Kaars
- Kaartje
- Kaas
- Kaasboer
- Kaaskoekje
- Kaasmaker
- Kabbelen
- Kabel
- Kabeljauw
- Kabelspoorweg
- Kabeltouw
- Kaboel
- Kachel
- Kadaver
- Kade
- Kader
- Kader-
- Kadetje
- Kaft
- Kajak
- Kajuit
- Kakkerlak
- Kalebassen
- Kalender
- Kalf
- Kalfsvlees
- Kaliningrad
- Kalkoen
- Kalm
- Kalmeren
- Kalmte
- Kam
- Kameel
- Kamer
- Kameraad
- Kameraadschap
- Kameraadschappelijk
- Kamerjapon
- Kamerjas
- Kamermeisje
- Kameroen
- Kamfer
- Kamille
- Kammen
- Kamp
- Kampeerterrein
- Kampioen
- Kampioene
- Kampioenschap
- Kampvuur
- Kan
- Kanaal
- Kandidaat
- Kandidatuur
- Kandideren
- Kaneel
- Kano
- Kans
- Kanselarij
- Kanselier
- Kant
- Kantoor
- Kantoor-
- Kapel
- Kapitaal
- Kapitaal-
- Kapitaalbelegging
- Kapitalisme
- Kapitalistisch
- Kapitein
- Kapot
- Kapotgaan
- Kappen
- Kapper
- Kapsalon
- Kapsel
- Kapstok
- Karaf
- Karakter
- Karakteriseren
- Karakteristiek
- Kareels
- Karelisch
- Karig
- Karikatuur
- Karkas
- Karper
- Karton
- Kas
- Kas-
- Kassa
- Kassabon
- Kassier
- Kast